Doelgroep subsidie
Het programma is bestemd voor ondernemingen, doch niet voor alle ondernemingen. Het begrip onderneming is in artikel 1 van de kaderregeling omschreven en heeft een zeer ruime betekenis: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm en ongeacht de wijze waarop zij wordt gefinancierd, die een economische activiteit uitoefent. Voor de ondernemingen die in aanmerking kunnen komen is aangesloten bij de door de Kamer van Koophandel gehanteerde Standaard Bedrijfsindeling 2008. Twee codes worden genoemd. De code 4941 betreft ondernemingen die goederen over de weg transporteren. De code 381 betreft het inzamelen van afval. Indien de onderneming voldoet aan de criteria om onder deze codes te worden opgenomen of is opgenomen dan komt de onderneming voor een subsidie in aanmerking. Opgemerkt zij dat een gemeente die als onderneming handelt en afval inzamelt, en voldoet aan de criteria van code 381, ook een aanvraag kan indienen. Voor alle projecten geldt dat het project betrekking moet hebben op minimaal drie vrachtauto’s. Dit wordt geacht de minimum projectomvang te zijn op basis waarvan het project zinvolle resultaten kan genereren, ook voor andere potentiële gebruikers van dergelijke vrachtauto’s. Ook moet vaststaan dat de vrachtauto’s minimaal een jaar in gebruik worden genomen omdat daarmee kan worden onderzocht of de desbetreffende systemen onder alle weeromstandigheden werken. Voor de hybride vrachtauto’s en vrachtauto’s met alternatieve brandstoffen is het van belang dat deze pas mogen worden aangeschaft na de datum van indiening van de aanvraag De praktijkproeven bieden de meest bruikbare resultaten als met nieuw aangeschafte vrachtauto’s gereden gaat worden. Vandaar dat het subsidieprogramma zich richt op nieuwe vrachtauto’s, rechtstreeks afkomstig van de fabrikant danwel via de autodealer of de importeur. Voor een project met systemen voor hulpvermogen aan boord van vrachtauto’s is van belang dat de inbouw de fabrieksgarantie niet mag aantasten. Dit moet worden aangetoond door een verklaring van de vrachtautofabrikant. Dit biedt de zekerheid dat alle te gebruiken onderdelen voldoende getest en gecertificeerd zijn.
Weigeringsgronden
Geen subsidie wordt verleend aan een grote onderneming tenzij de betrokken onderneming bij de aanvraag schriftelijk aantoont dat zonder de subsidie niet voor het milieuvriendelijker alternatief zou zijn gekozen. Daartoe verstrekt de betrokken onderneming gegevens die aantonen dat:
- de referentiesituatie geloofwaardig is;
- de subsidiabele kosten zijn berekend overeenkomstig artikel 18, eerste, vierde en zesde lid, van de kaderregeling;
- de investering in het project zonder subsidie niet voldoende rendabel is, rekening houdend met de eventuele voordelen die de investering zonder subsidie met zich brengt, met inbegrip van de waarde van verhandelbare vergunningen die voor de betrokken onderneming beschikbaar komen na de milieuvriendelijke investering.
Indien na de rangschikking op basis van paragraaf 6, 85 punten of minder worden gehaald wordt geen subsidie verleend. Geen subsidie wordt verleend als bij project vrachtauto’s met alternatieve brandstoffen geen gebruik wordt gemaakt van duurzame brandstoffen die voldoen aan de duurzaamheidscriteria als bedoeld in artikel 17, derde, vierde en vijfde lid van de Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG (Pb EU 2009, L140/16); Als termijn waarbinnen het project moet worden voltooid als bedoeld in artikel 34, eerste lid, onderdeel c, van de kaderregeling wordt vastgesteld de periode tot 1 juli 2013.
Subsidieplafond
Het subsidieplafond bedraagt € 4,3 miljoen en is als volgt onderverdeeld: a. voor projecten hybride vrachtauto’s € 1,5 miljoen; b. voor projecten vrachtauto’s met alternatieve brandstoffen € 2,5 miljoen; c. voor projecten met systemen voor hulpvermogen aan boord van vrachtauto’s € 0,3 miljoen. Indien het subsidieplafond, bedoeld als bovenstaand, niet wordt uitgeput, kan de minister het resterende bedrag toevoegen aan het subsidieplafond van één of meer van de andere onderdelen.
Subsidiemaxima, subsidiepercentages en subsidiabele kosten
1. De subsidie bedraagt maximaal € 500.000,– per project. 2. De subsidie voor een project bedraagt, onverminderd het bepaalde in het eerste lid, ten hoogste: a. voor een kleine onderneming: 70 procent van de subsidiabele projectkosten; b. voor een middelgrote onderneming: 60 procent van de subsidiabele projectkosten; c. voor een grote onderneming: 50 procent van de subsidiabele projectkosten. 3. In geval van een samenwerkingsverband worden de percentages van de subsidiabele projectkosten, genoemd in het tweede lid, voor elk van de aanvragers van het samenwerkingsverband afzonderlijk in aanmerking genomen de projectkosten voor zover die door de betreffende aanvrager worden gemaakt. 4. Onder subsidiabele kosten kunnen, indien voor de toepassing van een project vrachtauto’s met alternatieve brandstoffen het noodzakelijk is dat een vulpunt op het terrein van de aanvrager wordt geplaatst, de extra investeringskosten voor de plaatsing van dat vulpunt, vallen. 5. Onder subsidiabele kosten kunnen, indien voor de toepassing van het project met systemen voor hulpvermogen aan boord van vrachtauto’s noodzakelijk is dat een opslagvoorziening voor cryogeen CO2 wordt geplaatst bij de aanvrager, de extra investeringskosten voor de plaatsing van een opslagvoorziening, vallen.