Suppletieregeling Filminvesteringen Nederland
- Jaarbudget:
- Variabel
- Per uitgifte
- Afhankelijk van aanvraag
- Indientermijn:
- Doorlopend
Realiseer jouw ambitie
Realiseer jouw ambitie
Meld je hier aanDeze subsidieregeling richt zich op bioscoopfilms met een culturele waarde die door hun toegankelijkheid in staat zijn grotere groepen van de bevolking in Nederland te bereiken. Alleen bioscoopfilms komen voor suppletiesubsidie in aanmerking. Hieronder kunnen ook documentaires vallen, mits het aannemelijk is dat deze primair zijn bedoeld voor bioscoopvertoning in Nederland.
§ 1 Doelstelling Artikel 1 1.
Deze subsidieregeling richt zich op bioscoopfilms met een culturele waarde die door hun toegankelijkheid in staat zijn grotere groepen van de bevolking in Nederland te bereiken. Alleen bioscoopfilms komen voor suppletiesubsidie in aanmerking. Hieronder kunnen ook documentaires vallen, mits het aannemelijk is dat deze primair zijn bedoeld voor bioscoopvertoning in Nederland.
2. Een bioscoopfilm heeft een culturele waarde, indien de bioscoopfilm beschikt over ten minste drie van de volgende zeven kenmerken:
- het scenario waarop de bioscoopfilm is gebaseerd speelt zich in overwegende mate af in Nederland, of in een andere Lidstaat van de Europese Unie, of in een Staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, of in Zwitserland;
- ten minste één van de hoofdpersonages behoort tot de Nederlandse cultuur of het Nederlandse taalgebied;
- het scenario waarop de bioscoopfilm is gebaseerd is in hoofdzakelijk de Nederlandse taal geschreven;
- het scenario van de bioscoopfilm is gebaseerd op een van origine Nederlandstalig literair werk;
- het hoofdthema van de bioscoopfilm heeft betrekking op kunst dan wel kunstenaars;
- het hoofdthema van de bioscoopfilm heeft betrekking op historische figuren of gebeurtenissen;
- het hoofdthema van de bioscoopfilm heeft betrekking op voor de Nederlandse bevolking relevante actuele, culturele, maatschappelijke danwel politieke kwesties.
§3 Subsidiebedrag en subsidieplafond
Artikel 3 1.
Ten behoeve van de voortbrenging van een bioscoopfilm kan op grond van deze regeling aan de aanvrager een subsidie worden verleend die:
- a). maximaal 140 procent bedraagt van het bedrag dat door marktpartijen wordt geïnvesteerd in de filmkosten van een bioscoopfilm; en:
- b). maximaal 35 procent van de filmkosten bedraagt; en:
- c). niet meer bedraagt dan € 2.500.000,--.
2. Aan een bioscoopfilm waarvoor één of meer Nederlandse bestuursorganen en/of het Fonds op grond van een andere dan de onderhavige regeling een financiële bijdrage heeft verleend, kan op grond van deze regeling slechts een zodanig bedrag aan subsidie worden verleend, dat het totaal van de door Nederlandse bestuursorganen en/of het Fonds verleende financiële bijdragen niet meer bedraagt dan 50 procent van de met de voortbrenging van de film gemoeide filmkosten. 3. Indien de aanvraag subsidie-verlening betreft voor een bioscoopfilm die voldoet aan de nationale criteria voor moeilijke films of low budget-films, zoals vastgesteld door het Fonds in artikel 5, derde lid, van de Uitvoeringsregeling lange speelfilm, is het vorige lid van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat het genoemde percentage niet meer bedraagt dan 75 procent van de met de voortbrenging van de film gemoeide filmkosten.
Artikel 4
Het subsidieplafond voor het verlenen van subsidies op grond van deze regeling bedraagt € 12.000.000,-- per kalenderjaar.
§ 4 Criteria
Artikel 5
1. Het bestuur van het Fonds verleent op basis van een daartoe door de aanvrager gedaan verzoek een subsidie ter dekking van de begrote filmkosten van een bioscoopfilm, wanneer deze bioscoopfilm naar het oordeel van het bestuur voldoet aan de volgende criteria:
- a). van de begrote filmkosten, zoals opgenomen in het filmplan, ten minste 65 procent reeds is gedekt door bijdragen van derden die ofwel schriftelijk zijn toegezegd als garantieopbrengst ofwel schriftelijk zijn toegezegd als subsidie, lening of investering ter dekking van de begrote filmkosten; en:
- b). de investeringen van marktpartijen tenminste 25 procent bedragen van de begrote filmkosten, zoals opgenomen in het filmplan, waarin is begrepen een bedrag gelijk aan ten minste 10 procent van de begrote filmkosten, dat op marktconforme voorwaarden is toegezegd als investering door een filmdistributeur, of daarmee gelijkgestelde marktpartij, als garantieopbrengst of als bijdrage in de kosten van de voorgenomen bioscoopuitbreng in Nederland.
2. Voor de toepassing van het eerste lid, onder b, zijn de begrote filmkosten die dienen als grondslag voor de bepaling van de omvang van de door de filmdistributeur toezegde investering gemaximeerd op een bedrag van € 5.000.000,--.
Artikel 6 1.
Het bestuur van het Fonds beslist afwijzend op een aanvraag tot verlening van subsidie op grond van deze regeling, indien naar het oordeel van het bestuur:
- a). verlening van de subsidie niet valt onder de doelstelling van deze regeling; of:
- b). de bioscoopfilm waarvoor subsidie wordt aangevraagd geen culturele waarde heeft, zoals bedoeld in artikel 1, tweede lid, of een reclamefilm of een voorlichtingsfilm betreft; of:
- c) niet aannemelijk is dat de aanvrager daadwerkelijk kan beschikken over alle financiële middelen die blijkens het filmplan noodzakelijk zijn voor de voortbrenging van de bioscoopfilm;
of:
- d). niet aannemelijk is dat de bioscoopfilm voortgebracht kan worden conform de in het filmplan begrote filmkosten; of:
- e). niet aannemelijk is dat verlening van de subsidie noodzakelijk is voor de voortbrenging van de bioscoopfilm; of:
- f). niet aannemelijk is dat de bioscoopfilm zal worden uitgebracht in bioscopen in Nederland; of:
- g). onvoldoende vertrouwen bestaat dat het filmplan naar behoren wordt uitgevoerd; of:
- h). de aanvraag overigens niet voldoet aan deze regeling.
2. Het bestuur van het Fonds beslist afwijzend op een aanvraag tot verlening van subsidie op grond van deze regeling, indien de aanvrager, of de binnen de organisatie van de aanvrager voor het beleid verantwoordelijke natuurlijke persoon of personen, in de periode van vijf kalenderjaren voorafgaand aan een subsidieaanvraag niet hoofdverantwoordelijk is geweest voor het voortbrengen van ten minste één bioscoopfilm die na première minimaal drie weken gelijktijdig is vertoond in drie of meer bioscopen in Nederland. 3. Het bestuur van het Fonds beslist afwijzend op een aanvraag tot verlening van subsidie op grond van deze regeling, indien naar het oordeel van het bestuur verlening van de gevraagde subsidie ertoe zou leiden dat aan de aanvrager op grond van deze regeling in een kalenderjaar voor een totaalbedrag groter dan € 2.500.000 aan subsidies wordt verleend ten behoeve van de voortbrenging van meerdere bioscoopfilms door dezelfde aanvrager. 4. Het bestuur van het Fonds beslist afwijzend op een aanvraag tot verlening van subsidie op grond van deze regeling, indien de aanvrager naar het oordeel van het bestuur aangemerkt moet worden als een omroepvereniging of een andere instelling die zendtijd heeft gekregen in de zin van de Mediawet of anderszins op Nederland gerichte televisie-uitzendingen verzorgt. 5. Voor de toepassing van het derde en vierde lid worden als aanvrager tevens in aanmerking genomen met de aanvrager verbonden lichamen. Als een met de aanvrager verbonden lichaam wordt aangemerkt:
- a). een lichaam waarin de aanvrager, direct of indirect, voor ten minste een derde gedeelte belang heeft; ofwel:
- b). een lichaam dat, direct of indirect, voor ten minste een derde gedeelte belang heeft in de aanvrager; ofwel:
- c). een lichaam waarin een derde, direct of indirect, voor tenminste een derde gedeelte belang heeft, terwijl deze derde, direct of indirect, tevens voor ten minste een derde gedeelte belang heeft in de aanvrager.
§ 5 Aanvraagprocedure
Artikel 7
1. Een aanvraag om verlening van een subsidie op grond van deze regeling wordt ingediend met gebruikmaking van een formulier, dat wordt vastgesteld door het bestuur.
2. Het aanvraagformulier bevat onder meer het filmplan, bestaande uit:
- a). het scenario, inclusief synopsis van de bioscoopfilm, terzake waarvan wordt aangetoond dat de exclusieve verfilmingsrechten, of in ieder geval een optierecht daarop, in handen zijn van de aanvrager; en:
- b). een gespecificeerde begroting van de filmkosten; en:
- c). een financieringsplan waarin is gespecificeerd:
- (i) het percentage van de begrote filmkosten van de bioscoopfilm, zoals opgenomen in het filmplan, dat reeds is gedekt door bijdragen van derden die ofwel schriftelijk zijn toegezegd als garantieopbrengst, ofwel schriftelijk zijn toegezegd als subsidie, lening of investering ter dekking van de begrote filmkosten; en:
- (ii) een beschrijving van de (bedrijfs)achtergrond, de concernverhoudingen, de solvabiliteit en de vermogenspositie van de partijen die mede bijdragen aan de financiering van de bioscoopfilm waarvoor een subsidie wordt aangevraagd; en
- d). een gespecificeerd verkoop- en exploitatieplan, uit welker specificatie onder meer blijkt:
- (i). een schatting van de opbrengsten van marktpartijen, en:
- (ii) het percentage van de begrote filmkosten dat reeds is gedekt door schriftelijk toegezegde bijdragen van marktpartijen; en:
- (iii) het percentage van de begrote filmkosten dat reeds is gedekt door een investering door een filmdistributeur met het oog op de voorgenomen bioscoopuitbreng in Nederland; en:
- e). een gespecificeerd marketing- en promotieplan.
3. Het in het eerste lid bedoelde formulier dient juist en volledig te worden ingevuld en, vergezeld van de gevraagde bijlagen, schriftelijk te worden ingediend bij het Fonds.
4. Aanvragen tot subsidieverlening worden behandeld in volgorde van ontvangst. Indien de aanvrager niet heeft voldaan aan de voorwaarden van deze regeling voor het in behandeling nemen van het verzoek wordt de aanvrager met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht in de gelegenheid gesteld om het verzoek aan te vullen binnen 5 werkdagen. Aanvulling binnen voornoemde termijn heeft geen invloed op de ontvangstdatum. 5. Indien de aanvrager er niet in slaagt om binnen de termijn als bedoeld in lid 4 de aanvraag te aan te vullen, wordt een uiterste termijn van 10 werkdagen gesteld, waarbinnen de aanvraag nog kan worden aangevuld. Aanvulling binnen de uiterste termijn leidt er toe dat de dag waarop het verzoek voldoet aan de voorwaarden van deze regeling met betrekking tot de behandeling, als datum van ontvangst geldt.
Artikel 8 1.
Aanvragen tot subsidieverlening op grond van deze regeling worden niet in behandeling genomen, indien:
- a). een aanvraag ter zake van dezelfde bioscoopfilm al eerder is gedaan of nog in behandeling is; of:
- b). de aanvraag per fax of per e-mail is ingediend; of:
- c). de aanvrager, of een daarmee op de voet van artikel 6, vijfde lid gelijk te stellen lichaam, een subsidieaanvraag in het kader van deze regeling voor een andere speelfilm heeft gedaan die nog in behandeling is;
- d). de aanvrager, of een daarmee op de voet van artikel 6, vijfde lid gelijk te stellen lichaam, of de binnen de organisatie van de aanvrager voor het beleid verantwoordelijke natuurlijke persoon of personen, in de periode van vijf kalenderjaren voorafgaand aan de aanvraag toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van één of meer verplichtingen verbonden aan eerdere
- subsidieverlening op grond van deze regeling.
2. Aanvragen tot subsidieverlening die aan de voorwaarden van deze regeling voor het in behandeling nemen van het verzoek en voor het verlenen van subsidie voldoen worden aangehouden, indien verlening van de subsidie zou leiden tot een overschrijding van het subsidieplafond, zoals bedoeld in artikel 4, en wel tot aan het moment waarop het Fonds weer beschikt over voldoende subsidiemiddelen om de gevraagde subsidie in haar geheel te verlenen, zonder dat die verlening dan zou leiden tot overschrijding van het subsidieplafond, zoals bedoeld in artikel 4.
3. Het Fonds stelt de aanvrager, wiens aanvraag zoals bedoeld in het tweede lid, is aangehouden, zo spoedig mogelijk in kennis van het beschikbaar komen van de subsidiemiddelen die noodzakelijk zijn om de aangevraagde subsidie te kunnen verlenen binnen de termijnen, zoals genoemd in artikel 9.
4. Bij de kennisgeving, zoals bedoeld in het vorige lid, stelt het Fonds de aanvrager in de gelegenheid om de aanvraag binnen 10 werkdagen schriftelijk aan te vullen met na indiening van de aanvraag gewijzigde gegevens. Indien de aanvrager deze gegevens binnen een termijn van 10 werkdagen verstrekt en de aldus aangevulde aanvraag voldoet aan de voorwaarden voor het in behandeling nemen van de aanvraag, wordt de aanvulling niet beschouwd als een aanvulling in de zin van artikel 7, vijfde lid en geldt de datum van de oorspronkelijke aanvraag als datum van ontvangst.
Gebruikersnotities regeling/verstrekker
Deel je kennis/ervaring over deze regeling of verstrekker met de Fondswervingonline community.
Hulp nodig met je aanvraag?
Alles leuk en aardig horen we je zeggen, maar ik ben geen specialist. Maar wij wel! Kom je er niet aan uit? We helpen je graag op weg via onze uitgebreide kennisbank, ons unieke stappenplan en een on demand webinar.
Contact
Pijnackerstraat 5
1072 JS Amsterdam
Nederland
Gebruikersnotities regeling
Deel je kennis/ervaring over deze regeling of verstrekker met de Fondswervingonline community.
Deze informatie bekijken?
- Eenvoudige navigatie: Vind moeiteloos je weg door meer dan 4000 regelingen met ons intuïtieve platform.
- Real-time alerts: Mis nooit meer een kans met onze gepersonaliseerde meldingen.
- Effectief beheer: Houd subsidies en fondsen overzichtelijk bij met je eigen dashboard.