Landbouw, visserij en platteland

Subsidie beroepsvissers

Om beroepvissers gedeeltelijk te compenseren voor gederfde inkomsten als gevolg van het aalvisverbod is in het aalbeheerplan een bedrag van jaarlijks € 700.000 gereserveerd voor een tegemoetkoming in de schade die beroepsvissers lijden als gevolg van het visverbod via de Tegemoetkoming tijdelijk aalvisverbod.

Uitvoering

De tegemoetkoming wordt uitgekeerd onder Verordening (EG) nr. 875/2007 van de Commissie van 24 juli 2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de-minimissteun in de visserijsector en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1860/2004 (de-minimisverordening). Dit heeft de voorkeur boven uitkering onder het Europees Visserij Fonds (EVF) omdat de administratie van beroepsvissers die voor tegemoetkoming in aanmerking komen veelal niet voldoet aan de eisen van het Operationeel Programma, dat het kader stelt voor uitkering onder het EVF.

Een belangrijke consequentie van uitkering onder de de-minismisverordening is dat subsidiebegunstigden gebonden zijn aan het de-minimisplafond van maximaal € 30.000 in drie opeenvolgende jaren (artikel 4:72).

De verstrekking van de tegemoetkoming heeft de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (Minister van LNV) aan de voorzitter van Productschap Vis gedelegeerd. Het Productschap heeft goed inzicht in de sector. Dit komt de uitvoering ten goede. Ook kan uitvoering van de tegemoetkomingsregeling door het Productschap rekenen op draagvlak bij de sector.

Het delegatiebesluit van de Minister van LNV met nummer 89445 treedt tegelijkertijd met deze regeling in werking. De delegatie betekent dat beroepsvissers hun aanvragen indienen bij de voorzitter van het Productschap en dat hij op grond van de bepalingen in deze regeling beslist of een aanvraag gehonoreerd wordt.

Verdelingssystematiek

De Combinatie van Beroepsvissers heeft in overleg met de Producentenorganisatie IJsselmeer, en belangenbehartigers van de kustvisserij een eerste opzet gemaakt voor de verdeling van het beschikbare bedrag. Op basis van dit voorstel heeft de Minister van LNV in samenspraak met het Productschap Vis een verdelingssystematiek opgezet en deze nader uitgewerkt in onderhavige regeling.

Op grond van deze systematiek krijgt elke beroepsvisser die kan aantonen dat hij jaarlijks in de maanden oktober en november van 2006, 2007 en 2008 (de referentieperiode) gemiddeld € 2.000 of meer heeft verdiend aan de verkoop van door hemzelf gevangen aal een tegemoetkoming van € 1.000. Het resterende deel van de tegemoetkoming wordt naar rato verdeeld over ondernemingen die kunnen aantonen dat zij in de referentieperiode elk jaar minimaal € 5.000 hebben verdiend aan de verkoop van door henzelf gevangen aal (artikel 4:71).

De tegemoetkoming is alleen bestemd voor gederfde inkomsten uit aal (artikel 4:69, eerste lid). Gederfde inkomsten uit schubvis en wolhandkrab komen niet in aanmerking voor vergoeding gezien het vissen op schubvis en wolhandkrab niet verboden is. Er kan op deze soorten worden gevist met vistuigen die niet in artikel 32a van de Uitvoeringsregeling genoemd staan.

Ook heeft de Minister van LNV op aanvraag ontheffing verleend van artikel 32a van de Uitvoeringsregeling visserij respectievelijk artikel 2 van het Reglement voor de binnenvisserij 1985 voor het vissen op wolhandkrab met een aangepaste visfuik of met een korf.

Daarnaast blijkt uit de administratie van beroepsvissers niet met welk vistuig zij wolhandkrab en schubvis hebben gevangen. Een tegemoetkoming zou niet berekend kunnen worden aan de hand van een referentieperiode, omdat wolhandkrab en schubvis in de referentieperiode ook met niet in artikel 32a van de Uitvoeringsregeling visserij genoemde vistuigen gevangen kan zijn. Bij aal speelt dit niet.

Subsidieaanvraag en verstrekking

Aanvragen kunnen in de periode van 13 januari 2010 tot en met 15 februari 2010 worden ingediend. Een aanvrager kan op het aanvraagformulier een aanvraag doen voor de lumpsum tegemoetkoming op grond van artikel 4:69, tweede lid, en indien aan de orde ook voor de tegemoetkoming naar rato als bedoeld in artikel 4:69, derde lid.

Beide aanvragen kunnen met het oog op het verlichten van de administratieve lasten op één formulier worden ingediend, maar formeel gaat het om twee verschillende aanvragen waarop afzonderlijk wordt beslist door de voorzitter van het Productschap.

Na afloop van de openstellingsperiode geeft het Productschap binnen acht weken een beschikking op de aanvragen voor de lumpsumtegemoetkoming van € 1.000 af (artikel 4:76, eerste lid). Vervolgens wordt het bedrag dat op grond van deze aanvragen wordt verleend afgetrokken van het totaal beschikbare bedrag. Dit bedrag wordt naar rato verdeeld over de aanvragers die een aanvraag op grond van artikel 4:69, derde lid, hebben gedaan.